“Ik wilde een plek creëren waar mensen tot rust kunnen komen. Vandaar de keuze voor veel groen en de ruime binnentuin. Een groene omgeving relaxeert.”
Prestigieus. Grensverleggend. Monumentaal. We schuwen de superlatieven niet als we het over zijn ontwerp hebben, maar zelf zal Shigeru Ban nooit hoog van de toren blazen. De minzame zestiger is wat je kan noemen het archetype van het Japanse minimalisme: spaarzaam met woorden, maar enorm veelzeggend. Een eigenschap die we aan den lijve mochten ondervinden, want wij konden hem exclusief interviewen.
Meneer Ban, uw ontwerp voor de nieuwe gebouwen op Nieuw Zuid is weergaloos. Waar heeft u uw inspiratie gevonden?
“Ik probeer me in mijn werk niet te veel te laten beïnvloeden door werk van anderen of door gebouwen in de directe omgeving. Ik probeer zo veel mogelijk mijn eigen ding te doen en mijn eigen creativiteit te laten werken. In dat opzicht kan je BAN wellicht het best bekijken als een accumulatie van ontwerpen die ik in het verleden gemaakt heb. Elk gebouw dat je als architect ontwerpt, bouwt verder op ideeën en learnings uit het verleden. Dat is met dit ontwerp net zo.”
Wat zijn voor u de kernideeën in dit ontwerp?
“Hout, tuin en mensen. Ik wilde een plek creëren waar mensen tot rust kunnen komen. Vandaar de keuze voor veel groen en de ruime binnentuin. Een groene omgeving relaxeert. De natuur neemt stress weg. In Japan hebben we daar een term voor: Shinrin-yoku. Tot rust komen door jezelf onder te dompelen in het groen. Tegelijkertijd heb ik in het ontwerp ook gekozen voor veel houtaccenten. Dat is niet alleen vanuit ecologisch standpunt een goede keuze, maar het creëert ook een zekere warmte en huiselijkheid, die je in een gebouw zoals dit verwacht.”
Hout is prominent aanwezig in uw ontwerp. Vanwaar die voorliefde voor dat materiaal?
“Ik gebruik veel hout in al mijn gebouwen. Al vroeg in mijn carrière ben ik beginnen experimenteren met andere materialen en ben ik tot de conclusie gekomen dat ik graag met hout werk. De CO2-uitstoot van een gebouw in hout is overigens veel lager dan wanneer je voornamelijk met staal of beton werkt, want zowel in productie als in constructie is het een veel gemakkelijker te hanteren materiaal. BAN is een hybride constructie van beton, staal en hout, waarbij de houten gevelelementen een signatuurrol spelen. De houten façade is echt mijn handelsmerk en ik ben blij dat ik op die manier mijn stempel kan drukken op het straatbeeld van Antwerpen.”
Over Antwerpen gesproken, wat vindt u van de stad en de buurt Nieuw Zuid?
“Ik moet eerlijk toegeven dat ik nog maar één keer in Antwerpen ben geweest. Voor we aan dit project begonnen, ben ik op sitebezoek geweest op Nieuw Zuid. Wat ik van de buurt en de rest van de stad gezien heb, beviel me heel erg. Mooie stad. Maar om er veel meer uitspraken over te doen, moet ik eerst nog eens terugkomen en wat meer tijd hebben naast het werk. Voor Triple Living me contacteerde, kende ik de stad nog niet. Ik was al wel eens in België geweest, maar nog niet in Antwerpen.”
U bent één van de meest gerenommeerde architecten in de wereld. Hoe zou u uw filosofie samenvatten?
“Heel eenvoudig: less is more. Ik ben er ook van overtuigd dat je wat je doet, goed moet doen. Dat is niet alleen een vorm van respect voor de mensen voor wie je werkt, maar ook voor jezelf.”
In welke architectuurstroming ziet u zichzelf?
“Daar heb ik eigenlijk nog nooit over nagedacht. Meer nog dan minimalist of modernist, denk ik dat ik een experimentalist ben. Innovatie en creativiteit liggen aan de basis van mijn werk en ik heb altijd graag met alternatieve en nieuwe materialen gewerkt. Zo ben ik al snel met papier en karton beginnen experimenteren, zodat ik mijn eigen kenmerkende constructiemethodes kon ontwikkelen. Een beetje zoals de architecten die ik bewonder, Richard Buckminster Fuller en de Duitser Frei Otto.”
Welke zijn de thema’s die het vaakst terugkeren in uw werk?
“Ik speel graag met de continuïteit tussen binnen- en buitenruimtes. In het ontwerp van BAN heb ik dat ook gedaan. Door zo veel mogelijk terrasruimte te voorzien, probeer ik in alle appartementen en woningen de buitenruimte naar binnen te trekken, en omgekeerd. Ik vind dat ruimtes in elkaar moeten overvloeien en dat er zo weinig mogelijk scheidingsmuren moeten zijn. Daarom heb ik in het verleden geëxperimenteerd met huizen zonder muren.”
In 2014 won u de prestigieuze Pritzker Prize. Heeft dat veel voor uw carrière betekent?
“Toch wel. Vroeger keek ik wel eens met enige jaloezie naar architecten van mijn generatie, wanneer die grote projecten binnenhaalden. Dankzij de erkenning die de Pritzker Prize me heeft gegeven, heb ik dat gevoel niet meer. Het heeft me bevestigd in de idee dat ik met mijn carrière absoluut de juiste kant op ben gegaan en dat ik mijn werk in rampgebieden moet voortzetten. In 2017 kreeg ik omwille van dat pro bono werk trouwens ook de Mother Theresa Memorial Award for Social Justice, en daar ben ik eigenlijk nog meer trots op.”
Uw liefdadigheidswerk, is dat waar u het meest van houdt?
“Eigenlijk wel. Veel architecten werken enkel voor de meest geprivilegeerden. Door mijn grote prestigeprojecten geef ik mezelf vanuit mijn kennis en kwaliteiten de ruimte om echt een verschil te maken in de gebieden die het het hardst nodig hebben.”
Welke projecten hebben u als architect op de internationale kaart gezet?
“Het project waar ik zelf het meest trots op ben is het Centre Pompidou in Metz, dat ik samen met de Franse architect Jean de Gastines heb ontworpen. Het museum is een dependance van het beroemde Parijse Centre Pompidou en werd geopend in 2010. De eigenlijke internationale doorbraak kwam er in 2000, toen ik in Hannover het Japanse paviljoen voor de wereldtentoonstelling mocht ontwerpen. Een geweldige samenwerking met Frei Otto, die een jaar na mij de Pritzker Prize won. Hij heeft de prijs helaas niet meer zelf in ontvangst mogen nemen, want hij overleed twee maanden voor de uitreiking.”
Nog een laatste vraagje, meneer Ban. U houdt ervan om materialen zo veel mogelijk te hergebruiken. Klopt dat?
“Absoluut. Vanuit ecologisch standpunt vind ik dat je dat zo veel mogelijk moet doen. We gooien te vaak dingen weg die nog perfect bruikbaar zijn. Allemaal verspilling, en dat is zo jammer. In het Japans hebben we daar een specifieke term voor: mottainai. Het betekent zo veel als: Wat een verspilling!”
Mottainai. We onthouden het. Bedankt voor uw tijd.
“Graag gedaan.”